Handschriftonderwijs actueler dan ooit:

Jongens en meisjes schrijven anders!

(Overzichtsartikel)

 

Jongen, leerjaar 7

Meisje, leerjaar 7

 

Historisch moment

Op 14 maart 2013 verscheen de “Balans van de handschriftkwaliteit in het basis- en speciaal basis-onderwijs 2”. Hierin publiceren Anke Jolink c.s. de uitkomsten van de periodieke peiling van het

onderwijsniveau (PPON), die in 2009 is gehouden.

Een historisch moment!

Het is voor het eerst in de geschiedenis van het schrijfonderwijs dat een peiling aandacht besteedt aan verschillen in het handschrift tussen jongens en meisjes.

En dat willen wij weten!

 

In de “Balans” worden de handschriften van meisjes in elk van de drie groepen (leerjaar 5 en 8, en het speciaal basisonderwijs) als significant beter leesbaar en verzorgd beoordeeld dan handschriften van jongens.

Bij meisjes neemt de grootte van de rompletters door de jaren heen toe, terwijl ze bij jongens wat lijkt af te nemen.

Meisjes hanteren vaker een te grote woordafstand in vergelijking met jongens; als gemiddelde woord-afstand is 2-5 mm breedte genomen.

De handschriften van jongens vallen, in alle leerjaren, significant vaker buiten de acceptabele afstand tot de schrijfregel; de rompletters staan naar verhouding te ver boven en/of onder de liniatuur.

Meisjes schrijven in alle leerjaren gemiddeld wat sneller dan jongens. Zo schrijven meisjes in leerjaar 8 in 3 minuten gemiddeld 59 leesbare woorden, de jongens daarentegen 53 woorden. (1)

 

Zelf beschik ik over een aselecte steekproef van 200 samples uit deze “Balans”, met telkens de over-schrijftekst “Olivier en de leeuw” van 25 jongens en 25 meisjes van leerjaar 5 tot en met leerjaar 8.

Daar komen de volgende gegevens uit voort.

Waar de jongens langer trouw blijven aan een stabiel handschrift, wat betreft de hellingshoek, neemt het aantal meisjes met een niet-stabiel handschrift met de jaren duidelijk toe.

In groep 6 blijkt van de jongens bijna de helft, van de meisjes bijna een derde, nog nauw te schrijven wat de letterbreedte betreft.  Deze trend zet zich echter in de hogere leerjaren niet voort.

Het verschil in hoogte van hoofdletters valt direct op! Bij de jongens varieert hun hoogte ten opzichte van de stok-/lusletters, door vier leerjaren heen, opmerkelijk, neemt in het laatste basisschoolleerjaar zelfs flink toe. (2)

 

Uit onderzoek van Graham c.s. blijkt het volgende. In de basisschoolperiode schrijven meisjes t.e.m. leerjaar 7 steeds 4 à 5 letters per minuut meer dan jongens, in leerjaar 8 zelfs 23 letters, in VO.1 nog 18 letters meer, daarna resp. 6 en 7 letters per minuut. (3)

 

Wat uit praktijkervaringen en vermoedens reeds ‘bekend’ was, blijkt nu te zijn aangetoond. Dat roept intrigerende vragen op, zoals:

 

? Waarin verschillen jongens en meisjes?

? Hoe is de huidige situatie van het handschrift?

? Waarheen met het handschriftonderwijs?

 

Op deze vragen wil ik nader ingaan, verkennen, maar beslist geen definitieve antwoorden geven!

Mijn bijzondere dank gaat vooral uit naar Anke Jolink van de “Balans” en het Cito, en Lauk Woltring, die zich al jaar en dag inzet voor onder meer beter onderwijs aan jongens.

 

 

Waarin verschillen jongens en meisjes?

Laten we eerst eens nagaan waar verschillen tussen de seksen uit blijken. Meer zicht daarop kan niet alleen leiden tot beter inzicht, maar ook meer begrip en acceptatie.

Immers, als een jongen nogal ‘druk’ is, dan is dit misschien tamelijk ‘jongensachtig’, en daarmee vrij normaal, en kan dit – wie weet – tot passender (zelfgekozen?) schrijfopdrachten leiden!

Immers, als een meisje nogal ‘praterig’ is, dan is dit misschien tamelijk ‘meisjesachtig’, daarmee vrij normaal, en kan dit – wie weet – tot passender (zelfgekozen?) schrijfopdrachten leiden!

Door mijn contact met Woltring kwam ik een uitgebreid schema over genderverschillen op het spoor, waaruit de volgende kenmerken mij het meest aanspreken.

 

Jongens:

Zijn beweeglijker, fysieker, impulsiever (testosteron); doen/handelen sneller (trial and error); volgen een meer fysiek-emotioneel ontwikkelingspad;  experimenteren, leren/durven/proberen uit; hebben een betere visueel-ruimtelijke inschatting, denken meer systematisch (maar gaandeweg)

 

Meisjes:

Rijpen wat sneller; hun neurale ontwikkeling verloopt wat sneller; volgen meer een verbaal-emotio-neel ontwikkelingspad; praten eerder in complexe zinnen; ontwikkelen sneller hun actieve en passieve taalvermogen; lossen problemen eerder talig en in onderlinge afstemming op; beschikken over empa-thie: kunnen zich eerder en beter in anderen verplaatsen; willen graag in ogen van anderen goed doen en aardig gevonden worden; bezitten meer oxyticine (hechtings-/bindingshormoon) (4)

 

 

Ze verschillen nog meer!

In het mailcontact met Woltring en informatie waar hij me op attent maakte, verzamelde ik een aantal gegevens – ze zullen bij de slotvraag samenvattend terug en van pas komen!

 

De geslachtsverschillen in de kinderjaren zijn groter en belangrijker dan die op volwassen leeftijd. Jongens ontwikkelen zich weliswaar langs dezelfde lijnen, maar de hersengebieden voor taal en fijn-motorische vaardigheden rijpen bij meisjes gemiddeld 1-2 jaar eerder. (5)

 

Een relevant verschil tussen jongens en meisjes in de kleuterfase is de ontwikkeling van sensorische gevoeligheid en perceptie. Een ander relevant verschil is de ontwikkeling van de (coördinatie van de) kleine motoriek zoals die bijvoorbeeld bij schrijven tot uiting komt. (6)

 

Over de hele linie zien we dat jongens sommige vaardigheden (actief reageren, trial-and-error, visueel/ ruimtelijke vaardigheden, trial-and-error-leren) eerder, andere vaardigheden (zoals op het gebied van de fijne motoriek, maar ook taal überhaupt, en sociale vaardigheden) wat later ontwikkelen, en dat met name de integratie van de verschillende vaardigheden bij jongens in het algemeen wat later komt. (7)

 

Marc Litière vermeldde, dat zo’n 80% van de kinderen die hij en z’n drie collega’s als schrijftherapeut helpen, jongens zijn – en dat al vele jaren lang. Jongens lopen volgens hem rond een jaar of zeven, qua fijne motoriek, ruim 1 (mogelijk iets meer) jaar achter bij de meisjes. Dat zou ook gelden voor de hele coördinatie van de lichamelijke bewegingen; dit is waarneembaar vanaf 3 jaar tot 11 à 12 jaar. Daarna worden de jongens sterker, sneller, vaardiger in hun bewegingen. (8)

 

De National Association for Single Sex Public Education (NASSPE, Leonard Sax) citeert onderzoek door Harriet Hanlon, Robert Thatcher en Marvin Cline en stelt: Er zijn bepaalde meetbare verschillen in spiergroei en hersenontwikkeling, die leiden tot de brede, algemene opvatting, dat een groot percen-tage jongens zelfs niet tot een gemiddelde schrijfvaardigheid in staat is vóór de eerste schooljaren (dat wil zeggen leerjaar 4 van de basisschool, DS). (9)

 

Het geslacht blijkt net zo goed tot uiting te komen in de schrijfstijl als in handschrift, aldus een voorlo-pige statistische analyse. Recente pogingen om algoritmes te maken, die het geslacht van iemand kun-nen bepalen op grond van diens schrijfstijl, hebben enkele behoorlijk nauwkeurige systemen voortge-bracht (Koppel 2003, Argamon 2003). Mannen praten meer over zaken, vrouwen meer over relaties. Mannen prefereren woorden die zelfstandige naamwoorden herkennen of bepalen (een, de, dat) en woorden die ze kwantificeren (een, twee, meer), vrouwen neigen meer naar voornaamwoorden (ik, jij, zij, hun, mezelf). (10)

 

Sommige jongens en meisjes zijn bridge brains, een term van de Amerikaanse schrijver en sociaalpsy-choloog Michael Gurian. Bridge brains hebben geen typisch jongens- of meisjesbrein, maar zitten er tussenin. Deze jongens houden bij wijze van spreken niet per se van voetbal, voelen zich niet lekker bij de soms harde of grove humor van andere jongens, en deze meisjes zijn niet zo van de opsmuk en onderlinge praatjes. Volgens Gurian geldt dit voor een op zeven jongens en voor een op vijf meisjes. (11)

 

 

Hoe is de huidige situatie van het handschrift?

Met de wet op het basisonderwijs van 1986 voor kinderen van 4-12 jaar, verdween ook de regel: wie vóór 1 oktober 6 jaar wordt, kan naar leerjaar 1. Vanaf die tijd geldt, dat de leerkracht zelf moet bepa-len wanneer een leerling aan leerjaar 3 toe is. Toelating tot leerjaar 3, in feite tot elke leerjaar, berust op het feit welk beleid de school erop nahoudt. (12)

 

Het curriculum van de huidige kleuterschool komt, volgens Sax, hoofdzakelijk overeen met dat van leerjaar 1 (first grade). Veel vijfjarige jongens beschikken nog niet over de fijnmotorische vaardighe-den, die nodig zijn om de letters van het alfabet te schrijven. Jongens blijven 1 tot 1 ½ jaar achter wat betreft lezen en schrijven. (13)

 

Meisjes kunnen beter schrijven en hebben een beter handschrift dan jongens, en wel door de twee goed onderbouwde redenen – die van spiergroei en hersenontwikkeling. (14)

 

Veel jongens hebben een beroerd handschrift, omdat ze in hetzelfde tijd-frame (leeftijd) als de meisjes worden ‘gedwongen’ netjes te schrijven, terwijl de meeste jongens, dus niet allemaal, mogelijk nog meer in de groot-motorische fase zitten.

Overigens heeft ‘grove motoriek’ volgens Woltring een verkeerde en negatieve connotatie, doet geen recht aan het feit dat jongens in hun grote motoriek zeer exact kunnen zijn (vergelijk voetballen en allerlei andere sporten…). De term ‘grof’ kunnen we beter reserveren voor het niet accuraat bewegen, of het nu kleine of grote motoriek betreft. (15)

 

In het algemeen wordt van de meisjes verwacht, dat zij er de tijd voor nemen en iets maken dat er goed uitziet. Jongens wordt daarentegen geleerd het werk snel af te maken en de klus te klaren. (16)

 

Het is van belang dat jongens gemiddeld wat langer in hun grote motoriek blijven en hun kleine moto-riek wat langzamer en later ontwikkelen. Daar is niets mee aan de hand, vooral niet forceren (anders levert het slecht handschrift en een hekel aan schrijven op), maar juist uitdagen en stimuleren op maat. Vergelijk met de ‘zone van naaste ontwikkeling’ bij Vygotsky). (17)

 

Er wordt veel nadruk gelegd op het esthetische en de leesbaarheid van  schrift, maar waar vlot (Geläu-figkeit) en ontspannen (Lockerheit) schrijven (gebieden waar jongens minstens gelijk opgaan) minder hoog worden beoordeeld. Schrijfonderwijs zou een goede balans tussen beide aspecten moeten aan-houden, en zo nu en dan afzonderlijk van elkaar moeten beoefenen. Jongens zouden zo hun motivatie kunnen opvoeren, als zij ook eens waardering krijgen voor hun tempo krijgen en wanneer zij schrijf-motorische resultaten boeken voor hun individuele progressie wat betreft leesbaarheid ondersteuning. (18)

 

Uit alles wat Woltring weet leidt hij af dat plezier in schrijven, de relatie met de leraar, weten waar je het voor doet (zingeving, betekenisgeving) en dergelijke (hierover schrijven zowel Spence en Gurian c.s.) voor jongens van belang zijn om hun fijne motoriek echt te gaan ontwikkelen (gebeurt sowieso wel, maar heeft bij jongens stimulering nodig ten aanzien van schrijven, mits ze daar aan toe zijn. Sax stelt dat ‘timing’ en ‘rijpheid’ hierbij heel belangrijk zijn. (19)

 

Alle kinderen, uitgezonderd zij met een lichamelijke tekort,  kunnen, bij voldoende aanmoediging, een goed handschrift krijgen en ervaren die stimulans, die hun zelfvertrouwen op een hoger peil brengt. (20)

 

 

Waarheen met het handschriftonderwijs (1)?

In dit hoofdstuk breng ik gegevens bij elkaar die duidelijker in de richting van beter aangepast schrijf-onderwijs gaan. In laatste hoofdstuk worden de belangrijkste punten van het voorgaande en dit hoofd-stuk in samenvatting vermeld.

  

Vanaf 1986 geldt, zoals eerder opgemerkt, dat de leerkracht zelf moet inschatten wanneer een leerling aan leerjaar 3 toe is. Toelating tot dit en in feite elk leerjaar, berust op het feit welk beleid de school er-op nahoudt. Op dit punt zijn er meerdere mogelijkheden. Ik vermeld ze in opklimming van praktisch haalbaar naar ingrijpend:

 

1. eind groep 2 nagaan of de leerling aan leerjaar 3 toe is (o.b.v. schrijfrijpheidstest)

2. bij begin leerjaar 3 twee schrijfontwikkelingsgroepen vormen [voorbereidend schrijven (bewegingsrijen/-reeksen), en aanvankelijk schrijven met verbindbare schrijfletters]

3. bij begin leerjaar 3 drie schrijfontwikkelingsgroepen vormen

4. bij begin van leerjaar 3 elk kind op eigen schrijfniveau begeleiden

5. enkele keren per schooljaar schrijfrijpe leerlingen laten doorstromen naar leerjaar 3

6. afzonderlijke schrijfklassen voor jongens en meisjes vormen. (21, aldaar nadere uitwerking)

 

Woltring stelt voor dat je leerlingen, af en toe, prima naar leerstijl kunt groeperen. Daarbij is bij  inde-lingscategorieën te denken aan talig versus visueel, systematisch versus empathisch, concreet versus abstract, of aan een indeling naar intelligentietype. Hij verwijst naar de acht soorten intelligentie die Howard Gardner van de Harvard University onderscheidt, die elkaar overigens ook overlappen. Het is goed, dat er dan nu en dan groepjes ontstaan waarin mogelijk meer jongens of meer meisjes zitten, maar houdt de indeling flexibel, daag hen óók met ‘het andere’ uit als zij daar aan toe zijn. Liever ver-schillende ‘leerstijlen’ dan aparte jongens-meisjes-klassen is zijn advies. Bovendien – zo benadrukt hij in navolging van Jelle Jolles – kunnen die leerstijlen met de jaren veranderen; “Pin dus jongens noch meisjes vast op datgene wat in een bepaalde periode opvalt.”

Meisjes staan voor de taak af en toe ook ongewisse taken aan te vatten – te experimenteren. Het hoeft niet bij voorbaat perfect te zijn, maak ook eens een paar interessante blunders en leer daarvan. Jon-gens, op hun beurt, staan voor de opgave om hun eigen energie te leren reguleren, die aanvankelijk meer impulsief en gericht is op de korte termijn – niet door dwang maar door stapsgewijs verder vooruit te kijken. Maak jongens en meisjes trots! (22)

 

Sax wijst op de inzet ‘leermiddelen’ bij het leren en verwerven van schrijfvaardigheid. Op het gebied van schrijfmateriaal en schrijfgereedschap zijn veel mogelijkheden. (23)

 

Het geven van een zekere context, bijvoorbeeld door een anekdote, versterkt het leren voor de meeste meisjes, maar verveelt de jongens juist vaak – zij willen het liefst meteen aan de slag. Probeer als leer-kracht het intrinsiek goede in een schrijfstuk te zien in plaats van de gebreken, en naar methoden te grijpen om het “beter” te doen. (24)

 

Het meest basale verschil in lesstijl voor meisjes tegenover jongens is dat je meisjes wilt bemoedigen, ophemelen, terwijl je jongens een realistische check geeft: laten zij zich realiseren niet zo geweldig te zijn als ze denken, en daag ze uit het beter te doen.

Onderwijspsychologen hebben fundamentele verschillen gevonden in de motivatiefactoren van meis-jes tegenover die van jongens. (25)

 

Litière waarschuwt echter terecht tegen redeneringen als ‘Laat die jongens nou maar, zij kunnen toch niet mooi schrijven’ of ‘Dat komt pas later (en is dus iets voor een leraar na mij)’. Zulke redeneringen wijst hij, evenals Woltring, resoluut van de hand. Het gaat er meer om te bezien hoe vér dit of dat kind is, en kijken naar de volgende kleine stappen die moed en plezier geven bij verdere voortgang. Dat de stapjes bij veel jongens wat langzamer gaan, geeft reden om (a) daar rekening mee te houden, en (b) te zoeken naar die oefeningen die jongens vooruithelpen. (26)

 

Oefening baart dus kunst en doet dat door de structuur en de functie van je hersenen. te veranderen. Stapje voor stapje. Dit geldt niet alleen voor je motoriek, maar voor al je vaardigheden. (27)

 

 

Waarheen met het handschriftonderwijs (2)?

Dan is nu het moment daar om mogelijkheden aan te geven voor schrijfonderwijs, dat vanaf het begin rekening wil houden met verschillen tussen jongens en meisjes.

Eerst vat ik de ‘eyeopeners’ samen die eerder naar voren zijn gekomen, om erna enkele concrete sug-gesties te geven.

 

Samenvattend

Jongens: fijnmotorische vaardigheden (coördinatie/integratie) later, zitten langer in groot-motorische fase, actief, trial-and-error, uitproberen, visueel-ruimtelijk, rationeler (zaken/feiten, zelfst. naamwoor-den).

Meisjes: fijnmotorische vaardigheden eerder door spiergroei en hersenontwikkeling, willen het graag goed doen, actief en passief taliger, samen, empathisch, gevoelsmatiger (relaties, voornaamwoorden).

Bridge brains – jongens en meisjes die tussen beide ‘stereotypen’ in zitten!

 

Hoe is schoolbeleid t.a.v. ‘jonge’ leerlingen? Gewoon meedraaien, of streven maar maatwerk, d.w.z. zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky)? Timing, rijpheid (gevoelige periode, vruchtbare moment)

Organiseer je groep op basis van inschatting, liefst schrijftoets (van eigen schrijfmethode?), streef naar ‘maatwerk’.

Groeperen naar leerstijl? Als indelingscategorieën is te denken aan talig versus visueel, systematisch versus empathisch, concreet versus abstract, of indeling naar intelligentietype (8 soorten intelligentie, Gardner).

 

Meisjes willen ‘context’ (bijv. anekdote), jongens willen aan de slag.

Motiveren door meisjes te bemoedigen (onderschat jezelf niet), en jongens een ‘realistische’ check te geven (overschat jezelf niet)

Balans is wenselijk tussen netjes-leesbaar en ontspannen-vlot schrijven

Plezier in schrijven, relatie met de leraar, weten waar je het voor doet (zingeving, betekenisgeving) – trots op eigen prestatie en resultaat!

Wijs eerst op het intrinsiek goede (wat is gelukt), wijs op (vraag liever) daarna wat beter kan!

Aanmoediging stimuleert tot een goed handschrift en vergroot het zelfvertrouwen.

Oefening baart kunst, daardoor verandert structuur en functie van de hersenen

 

Concrete suggesties

Verwacht hier, nogmaals, géén samenhangend model! Overigens bevatten de vermelde eyeopeners veel suggesties die voor directe toepassing in aanmerking komen. Om enkele voorbeelden te noemen:

 

Bij instructie:

* Deel instructie in twee delen: het 1e deel is kort en krachtig (doe eerst stilzwijgend voor, erna nog-maals en dan ook verwoordend); wie wil kan aan het werk; het 2e deel geeft nadere toelichting/con-text. Kijk wie er meteen begint!

 

Bij opdrachten:

* Geef bij de schrijfopdracht, bijvoorbeeld een bepaalde hoofdletter, als ‘stimulans’ mee: probeer eens een strakkere of juist sierlijker vorm te bedenken. Let op wie voor welke vorm kiest!

 

Bij oefenen:

* Laat bij een beoefende letter zelfbedachte woorden opschrijven. Ga na wie vooral objectwoorden en wie gevoelswoorden kiest!

 

Bij beoordelen:

* Bij het beoordelen van de schrijfopdracht is de eerste vraag aan ieder “Wat is gelukt?”, erna “Wat kan beter?” (28)

 

De “Balans 2013” vormde de directe aanleiding voor dit overzichtsartikel over handschriftverschillen tussen jongens en meisjes. De onderzoeksgegevens daaruit vormen evenzovele ‘aangrijpingspunten’ voor een  passender schrijfonderwijs aan jongens en meisjes in de klas. Zie hiervoor het eerste deel-hoofdstuk “Historisch moment”.

 

Handschrift werd (voorheen) vooral gezien als instrumenteel voor schrijfvaardigheid. Handschrift is echter een vaardigheid die meer aandacht zou verdienen, al was het alleen maar om de reden dat het toch ondenkbaar geacht moet worden dat leerlingen in de toekomst niet meer leesbaar zouden kunnen schrijven. Er wordt dan ook gepleit voor een meer prominente rol voor handschriftontwikkeling in het onderwijs. (29)

 

Bronvermelding

1.   Jolinks, A, Keune, A, Krom, R., Til, A. van & Weerden, J. van (2012). Balans van de handschriftkwaliteit in het basis- en speciaal basisonderwijs, PPON-reeks nummer 50, Arnhem

2.   Schermer, D. (2012). Verschilt het handschrift van jongens en meisjes? In: Over kinderhandschrift, schrijfop-voeding en schrijfonderwijs gesproken, bundel 31, Zevenaar

3.   Graham, S, e.a. (Winter 2009-2010). American Educator

4.   Woltring, L. (01.09 2011). Jongens en meisjes scheiden in het onderwijs? Enige overwegingen. N.a.v. “Zet ze toch gewoon bij elkaar in de klas. Daar leren ze van” in NRC d.d. 20.08 2011 (zie ook www.laukwoltring.nl)

5.   Sax, L. (2007). Boys Adrift, New York. Ook in: Passend schrijfonderwijs voor jongens en meisjes in groep 3 Overwegingen bij rijpingsverschillen in de fijnmotorische ontwikkeling; zie: www.handschriftontwikkeling.nl

6.   Woltring, L. (24.07 2011). Persoonlijke mail

7.   Woltring, L. (25.03 2013). Persoonlijke mail

8.   Zie 7, en Litière, M. (2002). Mijn kind leert schrijven – en hoe kan ik helpen, Tielt

9.   Toof, M. (2010). Meisjes schrijven beter dan jongens. In: Over kinderhandschrift, Schermer, D., bundel 24

10. Transsexual Roadmap (2011). Masculien en feminien handschrift. In: Over kinderhandschrift, Schermer, D., bundel 26

11. Gurian, M., Stevens, K. & King. K. (2008). Strategies for Teaching Boys & Girls, Elementary Level, San Francisco (in het Nederlands vertaald: Gurian, M., Stevens, K. & King. K. (2008). Strategieën voor het Onderwijs aan jongens en meisjes in het primair onderwijs, Helmond 2011)

12. Zie 5

13. Zie 5

14. Lindgren, W.H. (2010). Zie 9

15. Zie 7

16. Zie 9

17. Zie 7

18. Hurschler Lichtsteiner, S., Saxer Geiger, A. & Wicki, W. (2008). Schreibmotorische Leistungen im frühen Primarschulalter in Abhängigkeit vom unterrichteten Schrifttyp. Forschungsbericht Nr. 18, Luzern

19. Zie 7, en Spence, C.M. (2008). The Joys of Teaching Boys, Igniting writing experiences that meet the needs of all students, Markham

20. Gautreau, C. (2010). Zie 9

21. Zie 5 (met nadere uitwerking)

      Kanttekening Woltring: Overigens verdient het aanbeveling, nog los van het specifieke schrijfonderwijs, eens meer te kijken naar de schoolrijpheid van kinderen. In het algemeen – dus per kind verschillend! – zien we dat jongens gemiddeld wat langer over hun hele rijping doen en we zien dan ook niet voor niets dat jongens een wat grilliger schoolcarrière volgen, vaker blijven zitten of afstromen, naar lagere schooltypes. Zij doen 10 maanden (!) langer over HO. Dit heeft m.i. deels te maken met hun sowieso wat grilliger ontwikkeling via trial and error e.d., maar ook omdat zij vaak voortijdig in een school-format worden gedwongen waarin zij niet passen, achterlopen, niet op hún ontwikkelingsopgaven worden bediend. Dit leidt bij jongere jongens tot wat ik ‘een latente schoolhekel’ noem, bij oudere jongens mogelijk tot een meer manifeste schoolhekel of regelrechte opvoedingsresistentie of zelfs –aversie. Schrijfonderwijs is hier wel een prachtig voorbeeld van waarin e.e.a. zeer markant naar voren treedt. Ik denk dat – los van een deel toekomstige schrijvers, uitzonderingen! - veel jongens schrijven vervelend vinden, associëren met ‘falen’ en ‘jezelf onder controle van anderen plaatsen’.

22. Zie 7, en Jolles, J. (2011). Ellis en het verbreinen, Over hersenen, gedrag @ educatie, Amsterdam

23. Sax, L. (2010). Verschillen in leerstijl. Wat zijn bepaalde verschillen in hoe jongens en meisjes leren? In: Over kinderhandschrift, Schermer, D., bundel 25

24. Fletcher, R. (2006). Boy Writers, Reclaiming Their Voices, Portland/Markham

25. Zie 23

26. Zie 7 en 8

27. Sitskoorn, M. (2007). Het maakbare brein, Amsterdam

28. Kanttekening Woltring: een voor jongens m.i. zeer krachtig middel is om hen af en toe eens zelf te vragen wat is gelukt en wat beter zou kunnen, of bijvoorbeeld elkaars werk met die opdracht (en volgorde) te beoor-delen. Zèlfcontrole is voor hen een sterke stimulans, maar vraagt om actieve bemoediging. Laat hen bijv. hun handschrift van 3 weken eerder met nu vergelijken.

29. Zie 1

 

DS/.05.04.13

Originele artikel Downloaden

Terug naar Artikelen